Bybele Beginsels
Study 9: Die Oorwinning Van Jesus
Die Oorwinning Van Jesus | Die Bloed Van Jesus | 'N Offerande Vir Ons En Homself | Jesus As Ons Verteenwoordiger | Jesus En Die Wet Van Moses | Die Sabbat | Inset (Die Kruis, Was Jesus Op Die 25ste Desember Gebore?) | Vrae

9.1 DE OVERWINNING VAN JEZUS

De vorige studie heeft ons getoond dat Jezus een menselijke natuur had en net als wij verzocht werd te zondigen. Het verschil tussen ons en hem is dat hij de zonde totaal overwonnen heeft. Alhoewel hij een zondige natuur had, heeft hij altijd getuigd van een volmaakt karakter. Hoe meer we dit proberen te begrijpen, hoe meer dit wonder ons kan inspireren. Het Nieuwe Testament benadrukt herhaaldelijk het perfecte karakter van Jezus:
• Hij is "in alle dingen op gelijke wijze (als wij) verzocht geweest, doch zonder te zondigen" (Hebreeen 4:15).

• Hij "die geen zonde gekend heeft" en "… in Hem is geen zonde" (2 Korintiers 5:21; 1 Johannes 3:5).

• Hij "die geen zonde gedaan heeft en in wiens mond geen bedrog is gevonden" (1 Petrus 2:22).

• "Immers, zulk een hogepriester hadden wij ook nodig: heilig, zonder schuld of smet, gescheiden van de zondaren en boven de hemel verheven" (Hebreeen 7:26).

De vier evangelien laten zien hoe Jezus’ tijdsgenoten zijn perfekte karakter, uitgedrukt in zijn woorden en daden, erkenden. Pilatus’ vrouw besefte dat hij een rechtvaardig man was en geen straf verdiende (Matteus 27:19). Toen de Romeinse soldaat Jezus’ gedrag op het kruis aanschouwde erkende hij: "Inderdaad, deze mens was rechtvaardig" (Lucas 23:47).

Jezus heeft de joden eens met de volgende vraag geconfronteerd: "Wie van u overtuigt Mij van zonde? Als Ik waarheid spreek, waarom gelooft gij mij niet?" (Johannes 8:46). Zij konden hem geen antwoord geven.

Vanwege zijn volmaakte karakter was Jezus de openbaring Gods in een mens. Dat Jezus de openbaring Gods in een mens is, is toe te schrijven aan zijn volmaakte karakter. Hij handelde en sprak zoals God gedaan zou hebben als God een mens geweest zou zijn. Jezus was dus de perfekte afspiegeling van God. "Hij is het beeld van de onzichtbare God" (Kolossenzen 1:15). Derhalve is het voor de sterfelijke mens niet nodig om God te kunnen zien. Jezus verduidelijkt zelf: "Ben ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader?" (Johannes 14:9).

Omdat wij in een zondige wereld leven en zelf zondig zijn, is het moeilijk om de totaliteit en grootsheid van Jezus‘ geestelijke verhevendheid te beseffen en te begrijpen dat een man met onze natuur de gerechtigheid van God ten volle heeft geopenbaard. Om dit te geloven vergt meer geloof dan te geloven dat Jezus God zelf was. Het is begrijpelijk dat de dogma’s van de drie-eenheid en de "Godheid van Christus" zo populair zijn; ze zijn voor velen makkelijk te accepteren.

Jezus moest sterven, omdat hij onze natuur had. Hij was een nakomeling van Adam en alle nakomelingen van Adam moeten sterven (1 Korintiers 15:22). Iedereen moet sterven als gevolg van Adams zonde,, onafhankelijk van hoe rechtvaardig of zondig men ook is (Romeinen 5:14-19 en 2 Korintiers 5:21). Wij allen, behalve Christus, verdienen de dood, omdat wij allen zondigen. Jezus moest sterven omdat hij onze natuur had en de "vloek" van de dood ook op hem kwam, zoals op alle nakomelingen van Adam. God kon hem echter opwekken omdat hij niet gezondigd had (Handelingen 2:24). Christus was "naar de geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn" (Romeinen 1:4). Het was als gevolg van Jezus’ volmaakte karakter, zijn "geest der heiligheid", dat hij glorierijk uit de dood is opgestaan.

Niet alleen omdat Christus een menselijke natuur had is hij aan het kruis gestorven. Vrijwillig gaf hij zijn perfekte leven als een geschenk aan ons: Hij bewees zijn liefde door voor ons te sterven "voor onze zonden" (1 Korintiers 15:3), wetende dat hij door zijn dood voor ons de redding uit de dood zou bewerkstelligen (Efeziers 5:2,25; Openbaring 1:5; Galaten 2:20).

Omdat Jezus zondeloos was, was hij ook de eerste persoon die de gevolgen van zonde (de dood) kon overwinnen, door uit de dood op te staan en het eeuwige leven te beerven. Ieder die zich met Christus vereenzelvigt, door de doop en een Christelijke levenswijze, heeft zo ook een hoop op een soortgelijke opstanding en beloning.

Hierin ligt de glorierijke betekenis van de opstanding van Jezus. Dit is onze zekerheid, dat wij uit de dood zullen opstaan en geoordeeld worden (Handelingen 17:31) en, als we werkelijk proberen te leven als hij,, deelgenoot zullen zijn aan zijn beloning, het eeuwige leven. "Immers, wij weten, dat hij, die de Here Jezus opgewekt heeft, ook ons met Jezus zal opwekken en met u voor Zich stellen." (2 Korintiers 4:14; 1 Korintiers 6:14; Romeinen 6:3-5). Als zondaars verdienen we de dood (Romeinen 6:23). Maar, als gevolg van Christus’ volmaakte leven, zijn gehoorzaamheid tot in de dood en van zijn opstanding, is God in staat om ons het eeuwige leven aan te bieden, in overeenstemming met zijn beginselen van gerechtigheid.

Om onze zonden weg te nemen kent God gerechtigheid aan ons toe (Romeinen 4:6), door ons geloof in Zijn heilsbeloften. We weten dat de zonde tot de dood leidt. Derhalve moeten we werkelijk geloven dat God ons zal redden van de dood. We moeten geloven dat God ons gerechtigheid zal toerekenen, ook al zijn we niet volmaakt. Christus was volmaakt; door werkelijk in Christus te zijn kan God ons als volmaakt beschouwen, hoewel we dat niet zijn. "Hem (Christus), die geen zonde gekend heeft, heeft Hij (God) voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem" (2 Korintiers 5:21). Met andere woorden, we moeten in Christus zijn door onze doop en het leiden van een Christelijke leven.

Dit alles is mogelijk gemaakt door Christus’ opstanding uit de dood. Hij was de "eersteling" van een oogst van vele mensen die onsterfelijk zullen worden gemaakt, als gevolg van wat hij heeft bereikt (1 Korintiers 15:20). Hij is de "eerstgeborene" van een nieuwe geestelijke familie, die Gods natuur ontvangen zal. (Kolossenzen 1:18, vergelijk Efeziers 3:15). Jezus’ opstanding heeft het God mogelijk gemaakt om de gelovigen in Christus als rechtvaardig aan te zien en hen met zijn gerechtigheid te bekleden . Christus "… is overgeleverd om onze overtredigen en opgewekt om onze rechtvaardiging" (Romeinen 4:25).

Het vergt een diepgaand en sterk geloof om werkelijk overtuigd te zijn dat God ons als volwaardig zal aanzien. Christus kan ons "onberispelijk doen staan voor zijn heerlijkheid", en is in staat om ons "heilig en onbesmet en onberispelijk voor Zich te stellen" (Judas 24; Kolossenzen 1:22).

Gegeven onze zondige natuur en onze tekortkomingen, vergt het een standvastig geloof om dit werkelijk te geloven. Het juiste begrip van Christus’ opstanding sterkt ons geloof: "… God, die Hem opgewekt heeft uit de doden en Hem heerlijkheid gegeven heeft, zodat uw geloof tevens hoop is op God" (1 Petrus 1:21).

Slechts door die ene, juiste doop in Christus kunnen we "in Christus" zijn en derhalve door zijn gerechtigheid bedekt worden. Met de doop vereenzelvigen we ons met zijn dood en opstanding (Romeinen 6:3-5). Het geeft ons verlossing van onze zonden, doordat we gerechtvaardigd of als rechtvaardig worden aangezien (Romeinen 4:5).

Deze wonderbaarlijke aspecten die we in deze paragraaf beschouwd hebben, zijn volledig buiten ons bereik als we ons nog niet hebben laten dopen. Met de doop vereenzelvigen we ons met het bloed dat Christus aan het kruis vergoten heeft. Gelovigen "hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed des Lams" (Openbaring 7:14). Symbolisch worden de gelovigen in een wit gewaad gekleed, wat de gerechtigheid van Christus vertegenwoordigt (Openbaring 19:8). Natuurlijk is het mogelijk om na de doop deze witte gewaden door onze zonden weer vuil te maken (Judas vers 23); we moeten ons dan door het bloed van Jezus weer schoon wassen door in Jezus naam God om vergeving voor onze zonden te vragen.

We zullen er steeds naar moeten streven om de gezegende positie te behouden, die we door de doop verkregen hebben. Het is belangrijk om ons eigen gedrag regelmatig te onderzoeken en dagelijks enkele minuten tijd te vinden voor gebed, waarin men ook om vergeving kan vragen. Door dit te doen kunnen we in onze bescheidenheid steeds het volle vertrouwen hebben, als gevolg van onze bekleding met Jezus’ gerechtigheid, in het Koninkrijk Gods te komen.

Op onze sterfdag, of op de dag van Christus’ wederkomst hopen we “in Christus” bevonden te worden, "en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten, maar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke uit God is op de grond van het geloof" (Filippenzen 3:9).

Doordat steeds benadrukt wordt dat het geloof tot gerechtigheid wordt gerekend, wordt het duidelijk dat we op geen enkele manier onze behoudenis verdienen kunnen; ons heil is op grond van Gods genade, „Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme" (Efeziers 2:8,9). Zoals rechtvaardiging en gerechtigheid gave Gods zijn, zo is ook de behoudenis Gods gave (Romeinen 5:17).

Onze beweegreden, om uberhaupt werken in dienst van God te verrichten, zou dankbaarheid moeten zijn voor wat God voor ons gedaan heeft - ons om Christus’ wil als rechtvaardig aan te zien en ons zodoende de weg naar het eeuwige leven te bereiden. Het is fataal om te denken dat we door onze werken gered worden. Wie denkt de behoudenis te kunnen verdienen, zal het nooit ontvangen. Goede werken zijn echter het onvermijdelijk gevolg van een waar geloof (Jakobus 2:17).