Bybele Beginsels
Studie 5: Die Koninkryk Van God
Die Koninkryk Gedefinieer | Die Koninkryk Bestaan Nie Nou Al Nie | Die Koninkryk Van God In Die Verlede | Die Koninkryk Van God In Die Toekoms | Die Millennium | Inset (Die Koninkryk Is 'N Letterlike Werklikheid., Opsomming Van Die Geskiedenis Van Israel) | Vrae

5.3 HET KONINKRIJK GODS IN HET VERLEDEN

Het Koninkrijk van God is een toekomstige beloning voor gelovigen. Als zodanig is dit hun motivatie tot een leven wat toegewijd wordt om het voorbeeld van Christus na te volgen – iets wat op korte termijn opoffering en ongerief zal bevatten. Het is dus te verwachten dat al hun dagen gevuld zullen zijn met een toenemend verlangen om het wonder van het toekomstige Koninkrijk te verstaan en te waarderen.

De Bijbel is vol beschrijvingen van hoe het Koninkrijk zal zijn en U zal ontdekken dat het een levenlang werken is om alleen maar een paar daarvan te ontdekken. Een manier om een paar basis principes van het komende Koninkrijk beter te verstaan, is om te begrijpen dat het Koninkrijk van God in het verleden heeft bestaan in de vorm van de natie Israel. Dit Koninkrijk zal opgericht worden bij Christus’ wederkomst. De bijbel geeft ons veel informatie aangaande de natie Israel. In grote lijnen en op een manier die wij kunnen verstaan wordt verteld hoe Gods Koninkrijk georganiseerd zal worden.

God wordt dikwijls beschreven als "de koning van Israel" (Jesaja 44:6 vergelijk Jesaja 41:27; 43:15; Psalm 48:3; 89:19; 149:2). Het volgt dan dat het volk Israel Zijn Koninkrijk was. Zij waren Gods‘ Koninkrijk geworden toen zij een verbond met Hem sloten bij de berg Sinai. Dit was kort nadat zij vanuit Egypte, door de Rode zee, gevlucht waren. Als Israel bereid was om God te gehoorzamen, zouden zij voor Hem "een Koninkrijk van priesters en een heilige natie wezen" (Exodus 19:5,6).
Toen "Israel uit Egypte toog, Jakobs huis uit een volk van vreemde taal, werd Juda tot zijn heiligdom, Israel zijn rijksgebied. " (Psalm 114:1,2) Israel heeft, nadat zij dit verbond aangegaan waren, door de wildernis gezworven en heeft zich toen in het beloofde land (Kanaan) gevestigd. Aangezien God hun Koning was, hebben meer “Richters” dan koningen van tijd tot tijd voor hun geregeerd. Deze richters (Gideon en Simson bv.) waren geen koningen , maar werden door God geleid om zeker deel van het land te besturen. Ze werden vaak door God geroepen voor een speciaal bv. om het volk te bekeren of om ze te verlossen van hun vijanden.
Toen de Israelieten aan Gideon gevraagd hadden of hij hun koning wilde zijn, antwoorde hij: "Ik zal over u niet heersen en ook mijn zoon zal over u niet heersen, de Here zal over u heersen" (Richteren 8:23).

De laatste richter was Samuel. In zijn tijd vroegen de Israelieten om een menselijke koning net zoals de volken om hen heen. (1 Samuel 8:5,6). Door de geschiedenis heen hebben Gods‘ kinderen altijd hun nauwe relatie met Hem onderschat en probeerden zich net zo voor te doen als de wereld om hen heen.
Deze verzoekingen zijn vooral in vandaag de dag geweldig groot. Gods ‘ woorden aan Samuel waren ". . . maar Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn." (1 Samuel 8:7). God had hen echter koningen gegeven waarvan Saul de eerste was. Na hem volgde de rechtvaardige David gevolgd door een heel aantal koningen uit zijn nageslacht. De meer geestelijk georienteerde koningen realiseerden zich dat Israel nog steeds Gods volk was, ookal hadden ze zich van Zijn koningschap afgekeerd.
Zij erkenden dus dat zij Israel bestuurden eerder namens God dan naar hun eigen recht.

Als wij deze beginselen verstaan, maakt het de beschrijving van Salomo, David’s zoon, zittende op “(Gods) troon, om koning te zijn voor de Here zijn God” in de volgende twee verzen begrijpelijk:

"Geprezen zij de HERE, uw God, die zulk een welgevallen aan u had, dat Hij u op zijn troon gezte heeft, tot koning voor de Here, uw God! Omdat uw God Israel zo liefheeft, dat Hij het voor immer in stand wil houden, heeft Hij u over hen tot koning gesteld, om recht en gerechtigheid te oefenen. " (2 Kronieken 9:8).

"En uit al mijn zonen--want de HERE heeft mij vele zonen gegeven--verkoos Hij mij zoon Salomo om te zitten op de troon van het koningschap des HEREN over Israel. … En Salomo zette zich op de troon des HEREN als koning in de plaats van zijn vader David, en Hij was voorspoedig, zodat geheel Israel hem gehoorzaamde" (1 Kronieken 28:5; 29:23 ).

Salomo‘s heerschappij in grote vrede en voorspoed wijst op (of is typisch voor) het toekomstige Koninkrijk van God. Het is hierom dat het zo beklemtoond wordt dat Hij koning voor Israel was namens God. Jezus zal ook in de toekomst op dezelfde troon van God zitten als koning voor Israel namens God (Mattheus 27:37,42; Johannes 1:50; 12:13; 1 Korinthiers 15:28-30).

Veel van de rechtvaardige koningen die beschreven zijn in het oude testament, hadden regerende eigenschappen die typerend waren voor Christus’ toekomstige koninkrijk. Dus net zoals Salomo een tempel bouwde voor God in Jeruzalem, zo zal ook Jezus een tempel bouwen in het toekomstige Koninkrijk. (zie Ezechiel hoofstukken 40 to 48).
Net zoals de koningen Hiskia en Salomo geschenken en heffingen van de omliggende volken ontvingen
(1 Koningen 10:1-4; 2 Koningen 20:12), en het land van Israel bloeide in voorspoed en vruchtbaarheid
(1 Koningen 10:5-15; Jesaja 37:30), Zo zal het ook wezen in Christus‘ wereldwijde Koninkrijk – maar dan op een veel grotere schaal.

HUWELIJK

Salomo’s goede start ten spijt, terwijl hij nog jong was ging hij in de fout met betrekking tot zijn huwelijkse verhoudingen met niet-Israelitische vrouwen. Deze huwelijken braken stelselmatig zijn geestelijke kracht af toen hij ouder werd.
"Koning Salomo nu had behalve de dochter van Farao vele vreemde vrouwen lief, Moabitische, Ammonitische, Edomitische, Sidonitische en Hetitische, behorende tot die volken, van wie de HERE tot de Israelieten had gezegd: Gij zult u met hen niet inlaten, en zij zullen zich met u niet inlaten, voorwaar, zij zouden uw hart meevoeren achter hun goden; haar hing Salomo met liefde aan. En hij heeft als vrouwen gehad zevenhonderd vorstinnen en driehonderd bijvrouwen; en zijn vrouwen verleidden zij hart. Het geschiede namelijk toen Salomo oud geworden was, dat zijn vrouwen zijn hart meevoerden achter andere goden, zodat zijn hart de HERE, zijn God, niet volkomen was toegewijd gelijk dat van zijn vader David. Zo liep Salomo Astarte, de godin der Sidoniers, achterna, en Milkom, de gruwel der Ammonieten, en Salomo deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, en hij volgde de HERE niet ten volle, zoals zijn vader David. Toendertijd bouwde Salomo een hoogte voor Kemos, de gruwel van Moab, op de berg ten oosten van Jeruzalem, en voor Moloch, de gruwel der Ammonieten. Hetzelfde deed hij voor al zijn vreemde vrouwen, die reukoffers en slachtoffers aan haar goden brachten.
Derhalve werd de HERE vertoornd op Salomo, omdat zijn hart zich afgewend had van de HERE, de God van Israel, die hem tweemaal verschenen was, en die hem te dezer zake geboden had geen andere goden na te lopen; maar hij had niet in acht genomen wat de HERE geboden had. Toen zeide de HERE tot Salomo: Omdat het zo met u gesteld is, dat gij mijn verbond en mijn inzettingen, die Ik u geboden had, niet in acht genomen hebt, zal ik voorzeker het koninkrijk van u afscheuren en het uw knecht geven." (1 Koningen 11:1-11).

Salomo’s afvalligheid tot zonde was een levenslang proces. Zijn verhoudingen met vrouwen die niet zijn kennis van Israels God deelden, leiden hem om sympthie te hebben voor hun valse goden. Zijn liefde voor zijn vrouwen betekende dat hij deze goden niet meer zag als de geestelijke verdorvenheid van de ware God, welke zij waren.

Mettertijd was zijn hart niet langer in aanbidding voor de God van Israel - "Zijn hart was niet volkomen ". Zijn geweten plaagde hem niet meer toen hij vals goden aanbad de. Zijn gebrek aan oprechte toewijding aan de ware God was "zondig voor het aangezicht des Here" en leidde ertoe dat God Zijn verhouding met salomo verbrak. Israel was keer op keer gewaarschuwd om niet met de vrouwen van de omliggende volken te trouwen. (Exodus 34:12-16; Jozua 23:12,13; Deuteronomium 7:3).

Door de doop in Christus worden wij deel van het geestelijke Israel. Als we alleen zijn, zouden we alleen moeten trouwen met iemand die behoort tot het geestelijke Israel; met ander woorden: trouwen "in de Here"
(1 Korinthiers 7:39) of te wel met ander “in Christus” gedoopt persoon. Als we al reeds getrouwd zijn wanneer we gedoopt worden, moeten we niet scheiden van onze levenspartner; het huwelijk wordt geheiligt op grond van ons geloof (1 Korinthiers 7:12-14)
Als we doelbewust kiezen om met iemand te trouwen die niet de wil van God kent en die niet gelovig is, zal dit ons op de lange termijn afvallig kunnen maken. Salomo had niet de strenge waarschuwing van God omtrent huwelijken met ongelovige vrouwen ter harte genomen: " VOORWAAR, zij zullen uw hart verleiden", (1 Koningen 11:2; Exodus 34:16).

We hebben eerder gezien hoe de orthodoxe Joden de basis van de Christelijke hoop niet waarderen ; Zij kennen de ware God van Israel niet. Huwelijken met zulke mensen leidt gewoonlijk tot een stelselmatige afwending van de ware leerstellingen die de balsis van verlossing vormen.
Om die rede deden Isaak en Jakob buitengewone moeite om met vrouwen te trouwen die het ware geloof aangehingen. Isaak heeft zelfs gewacht tot hij 40 jaar was voordat hij de juiste vrouw gevonden had (Genesis 24:3,4; 28:1). De zorgen van Ezra en Nehemia, toen zij hoorden dat sommige Joden getrouwd waren met niet-Joden, laat de ernst van de zaak zien. (Ezra 9:12; Nehemia 10:29,30)

We hebben dit onderwerp nu aangehaalt om het nadenken hierover te bevorden. Het huwelijk wordt meer uitgediept in Studie 11:4.


HET OORDEEL VAN GOD

Als gevolg van Salomo’s afvalligheid werd het Koninkrijk van Israel in twee delen verdeeld; Salomo‘s zoon, RECHABEAM, regeerde over de stammen van Benjamin, Juda en de halve stam van Manasse, terwijl JEROBEAM over de andere tien stammen regeerde. Dit tien-stammen koninkrijk werd Israel,of Efraim genoemd, terwijl het twee-stammen koninkrijk als Juda bekend stond. De mensen van al deze stammen volgden meestal Salomo‘s slechte voorbeeld – Zij beweerden dat zij geloofden in de ware God, maar terzelfdertijd aanbaden ze de afgoden van de omliggende volken.
Keer op keer had God bij hen gepleit om zich te bekeren door Zijn profeten te sturen. Dit was echter tevergeefs. Als gevolg hiervan heeft Hij hen gestraft door hen uit het land te verdrijven naar de landen van hun vijanden. Dit was toen de Assyriers en de Babylonieers Israel binnen viel en hen in gevangenschap meenamen :- " Vele jaren waart Gij lankmoedig over hen en vermaandet hen door uw Geest, door de dienst van uw profeten, maar zij gaven daaraan geen gehoor." (Nehemia 9:30).

Het koninkrijk van Israel (10 stammen) heeft geen enkele goede koning gehad. Jerobeam, Achab, enz. worden allemaal in het boek Koningen als afgodendienaars beschreven. De laatste koning was Hosea en tijdens zijn heerschappij werd Israel door Assyrie verslagen. De tien stammen zijn toen weggevoerd in ballingschap vanwaar zij nooit teruggekeerd zijn. (2 Koningen hoofdstuk 17).

Het Koninkrijk van Juda (2 Stammen) heeft een paar goede koningen gehad (Hiskia en Josia, bv.), maar de meerderheid was ook slecht. Als gevolg van hun herhaalderlijke en volhoudende zonde heeft God het Koninkrijk van Juda omvergeworpen gedurende de heerschappij van koning Zedekia.
Dit gebeurde toen de Babyloniers Juda binnenvielen en hen als gevangenen wegvoerden naar Babel
(2 Koningen hoofstuk 25). Zij zijn als ballingen in Babel gebleven voor 70 jaar, waarna zij onder het leiderschap van Esra en Nehemia weer naar hun land zijn teruggekeerd . Ze hebben nooit weer een eigen koning gehad maar de Babyloniers, Grieken en Romeinen hebben over hen geregeerd. Jezus was tijdens de heerschappij van de Romeinen geboren.
Als gevolg van Israels verwerping van Jezus, hadden de Romeinen de Israelieten in 70NC finaal verslagen en zijn ze over de hele wereld verstrooid. Het is slechts in de laatste 100 jaar dat zij naar hun land beginnen terug te keren - een gebeurtenis wat de nabije wederkomst van Christus aangekondigd (zie bijlae 3).

Ezechiel 21:25-27 heeft de beeindiging van Gods Koninkrijk, zoals gezien bij het volk van Israel, voorspelt : ". En gij onheilige, goddeloze, vorst van Israel, wiens dag komt ten tijde van de eindafrekening, zo zegt de Here HERE: neem weg die tulband! Zet af die kroon! Zo zal het niet blijven. Verhoog wat laag is; verlaag wat hoog is.Een puinhoop, een puinhoop, een puinhoop zal Ik ze maken. Maar ook zo zal het niet blijven.Totdat hij komt, die er recht heeft en aan wie Ik het geven zal.”

Schriftgedeelte na schriftgedeelte in de profeten betreuren het einde van Gods‘ Koninkrijk wat moest komen als gevolg van de volhardende zondigheid van het volk. (Hosea 10:3; Klaagliederen van Jeremia 5:16; Jeremia 14:21; Daniel 8:12-14). Ezechiel’s profetie in hoofstuk 21 verwijst naar de toekomst: "TOTDAT Hij komt, die er recht op heeft en aan hem zal Ik dit geven". Dit zal zijn wanneer Jezus zal terugkeren en de beloftes aangaande hem die aan David gemaakt zijn (2 Samuel 7:12-16 vergelijk Lucas 1:32-33), vervult zullen worden.

RESTAURATIE VAN ISRAEL

Er is een reusachtig thema door de Oud Testamentische profeten te zien van de wederoprichting van Gods Koninkrijk met Jezus‘ wederkomst. Christus‘ discipelen hebben dit wel degelijk begrepen uit wat Jezus hun geleerd had na zijn opstanding (Handelinging 1:3)
"Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israel?" (Handelingen 1:6); met ander woorden "zal Ezechiel 21:27 nu in vervulling gaan?" Jezus heeft geantwoord dat alleen God die tijd weet. De engelen hebben hun na Jezus‘ hemelvaart, kort daarna, verzekerd dat hij (Jezus) zeker in de toekomst zal terugkeren (Handelingen 1:6-11).

De restauratsie (wederoprichting) van het Koninkrijk van God / Israel zal dus met Jezus‘ wederkomst geschieden. Derhalve maakt Petrus de volgende stelling in Handelingen 3:20,21 :"…en Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende; Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van oudsher." Jezus‘ wederkomst zal de wederoprichting van het Koninkrijk van Israel, zoals in detail in de profeten voorspelt, teweeg brengen.

De wederoprigting van God’s Koninkrijk is waarlijk het thema van "al God’s heilige profeten" :-
"…en in getrouwheid zal daarop in Davids tent zetelen een, die richt en die het recht zoekt en die zich haast gerechtigheid te oefenen." (Jesaja 16:5).

"Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, Ik zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort, overeind zetten; Ik zal haar herbouwen als in de dagen van ouds…"
(Amos 9:11).

" Zijn zonen zullen zijn als eerstijds, zijn vergadering zal bestendig voor Mij zijn en aan al zijn verdrukkers zal Ik bezoeking doen. " (Jeremia 30:20).

"En de HERE zal Juda op de heilige bodem als zijn erfdeel in bezit nemen en Hij zal Jeruzalem nog verkiezen" (Zacharia 2:12), en dit zal de hoofstad van zijn wereld-wijde Koninkrijk wezen (vergelijk Psalm 48:2; Jesaja 2:2-4).

" ja, Ik zal een keer brengen in het lot van Juda en Israel en hen opbouwen als weleer; Ik zal hen reinigen van al hun ongerechtigheid, waardoor zij tegenover Mij gezondigd hebben, en Ik zal hun vergeven al hun ongerechtigheden, waardoor zij tegenover Mij gezondigd hebben en van Mij afvallig geworden zijn. Dan zal zij Mij tot een blijde naam worden, tot lof en eer bij alle volkeneren der aarde, die van al het goede dat Ik aan hen doe, horen zullen; ja, zij zullen zich verbazen en verwonderen over al het goede en al het heil, dat Ik aan haar doe.
Zo zegt de HERE: In deze plaats, waarvan gij zegt: Zij is verwoest, mens noch dier is er, in de steden van Juda en op de straten van Jeruzalem die verwoest liggen, zonder mensen, zonder inwoners en zonder dieren, zal weer gehoord worden de stem der vreugde en de stem der vrolijkheid, de stem van de bruidegom en de stem der bruid, de stem van hen die zeggen: Looft de HERE der heerscharen, want de HERE is goed, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid! terwijl zij lofoffers in het huis des HEREN brengen; want Ik zal in het lot van het land een keer brengen, zodat het wordt als tevoren, zegt de HERE.
Zo zegt de HERE der heerscharen: In dit gebied, dat verwoest ligt, zodat er mens noch dier is, en in al zijn steden zal weer een weide zijn voor de herders die de schapen doen legeren; in de steden van het Gebergte, van de Laagte en van het Zuiderland, in het land van Benjamin, in de omstreken van Jeruzalem en in de steden van Juda zullen de schapen weer onder de hand van de teller doorgaan, zegt de HERE. " (Jeremia 33:7-13).

De wederkomst van Christus om dit koninkrijk te bevestigen, is waarlijk "de hoop van Israel" waaraan wij deelgemaakt moeten worden door de doop.


  Back
Home
Next