Bybele Beginsels
Studie 8: Die Natuur Van Jesus
Die Natuur Van Jesus: Inleiding | Verskille Tussen God En Jesus | Jesus Se Natuur | Die Menslikheid Van Jesus | Die Verwantskap Van God Met Jesus | Inset ("Wat In Die Gestalte Van God Was") | Vrae

8.3 DE NATUUR VAN JEZUS

Het woord ‘natuur’ betekent wat wij fundamenteel, van nature zijn. We hebben in Studie 1 aangetoond dat de Bijbel van slechts twee naturen spreekt – die van God en die van de mens. Van nature kan God niet sterven of verzocht worden. Het is duidelijk dat Christus gedurende zijn leven niet Gods natuur heeft gehad. Hij was dus geheel en al van menselijke natuur. Uit onze definitie van het woord ‘natuur’ volgt duidelijk dat Christus niet twee naturen tegelijkertijd had. Het was noodzakelijk dat Christus op gelijke wijze als wij verzocht werd (Hebreeen 4:15), zodat door zijn volkomen overwinning over de verzoeking hij vergiffenis voor ons kon verwerven. De verkeerde begeerten, die de basis zijn van onze verzoekingen, komen van binnen uit de mens naar buiten (Markus 7:15-23), de verzoekingen komen voort uit de zuiging en verlokking van zijn eigen begeerte (Jakobus 1:13-15). Het was dus nodig dat Christus dezelfde menselijke natuur moest hebben, zodat hij deze verzoekingen kon ervaren en overwinnen.

Hebreeen 2:14-18 verduidelijkt dit: "Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen …. Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen. Want doordat Hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun, dieverzocht worden, te hulp komen."

Deze Schriftpassage legt buitengewone klemtoon op het feit dat Jezus een menselijke had: "ook Hij heeft op gelijke wijze" deel gekregen aan bloed en vlees (Heb. 2:14). Het was noodzakelijk dat Christus een menselijke natuur had. Hij moest "in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden" (Hebreeen 2:17), zodat dat God ons vergiffenis kon schenken door Christus’ offer. Om te zeggen dat Jezus niet volledig een menselijke natuur had staat gelijk aan onwetendheid van de grondbeginselen van het goede nieuws van Christus.

Wanneer gedoopte gelovigen zondigen, kunnen zij tot God naderen en in gebed hun zonden belijden door Christus (1 Johannes 1:9). God weet dat Christus verzocht werd om te zondigen zoals zij verzocht zijn, maar dat hij volmaakt was en die verzoeking overwon waar zij faalden. Juist daarom kan God ons vergeven (Efesiers 4:32). Het is dus van het grootste belang om te verstaan hoe Christus evenals wij werd verzocht en dat hij dezelfde natuur als wij moest hebben, wilde dit mogelijk zijn. Hebreeen 2:14 maakt duidelijk dat Christus deel had aan een "vlees en bloed" natuur om dit mogelijk te maken. "God is Geest" (Johannes 4:24) van nature en als "Geest" heeft Hij geen vlees en bloed. Omdat Christus een natuur van vlees had, kon hij onmogelijk tijdens zijn sterfelijke leven Gods natuur hebben.

Vorige pogingen van mensen om Gods woord te bewaren, d.w.z. om de verzoeking volledig te overwinnen, waren allemaal mislukt. Daarom heeft God "door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees" (Romeinen 8:3).

"Zonde" duidt de natuurlijke geneigdheid tot zonde aan die wij van nature hebben. En "het loon van de zonde is de dood". Om uit deze toestand te worden gered, heeft de mens hulp van buitenaf nodig. Hij was niet zelf in staat om volmaakt te worden. God is daarom tussenbeide gekomen en heeft voor ons zijn eigen Zoon gegeven, die deel had aan ons vlees, met alle verzoeking tot zonde die wij kennen. Net als wij kende Jezus de drang om te zondigen. Maar anders dan enig ander mens heeft Christus elke verzoeking overwonnen, alhoewel de mogelijkheid om te falen en te zondig altijd aanwezig was, precies zoals dit met ons het geval is.

Romeinen 8:3 spreekt van Christus’ menselijke natuur als "vlees, aan dat der zonde gelijk". Paulus schrijft dat in het vlees "geen goed woont", en hoe het vlees van nature in strijd is met gehoorzaamheid aan God (Romeinen 7:18-23). In deze context is het verbazingwekkend om te lezen dat Christus "een vlees aan dat der zonde gelijk" had (Romeinen 8:3). Juist daardoor en door zijn overwinning van dat vlees hebben wij een mogelijkheid om van ons vlees te worden bevrijd; Jezus was zich er zeer van bewust dat hij binnen zijn eigen natuur kon zondigen. Hij is een keer aangesproken als "Goede meester", hetgeen impliceerde dat hij "goed" en volmaakt van nature was.

Hij antwoordde: "Waarom noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan God alleen" (Markus 10:17,18). Bij een andere gelegenheid begonnen mensen te getuigen van de grootheid van Christus vanwege een reeks bijzondere wonderen die hij had verricht. Jezus sloeg hier geen munt uit "omdat Hij hen allen kende en omdat het voor Hem niet nodig was, dat iemand van de mens getuigde; want Hij wist zelf, wat in de mens was" (Johannes 2:23-25). Vanwege zijn grote kennis van de menselijke natuur (Hij kende hen allen) wilde Christus niet dat mensen Hem persoonlijk zouden prijzen, omdat hij zich bewust was van zijn eigen natuur.


  Back
Home
Next